Maaike – Slachtoffer huiselijk geweld en kindermishandeling:
“In mijn pubertijd werd ik mishandeld door de partner van mijn moeder. Lange tijd heb ik dit mezelf kwalijk genomen. Er zit nog vaak een duiveltje op mijn schouder dat zegt: je doet het nooit goed. Maar ik luister daar steeds minder naar. Inmiddels ben ik mentor van jonge vluchtelingen bij Sterk Huis en JIM (Jouw Ingebrachte Mentor) van een jongen die ook huiselijk geweld meemaakt. Door mijn ervaring begrijp ik wat iemand nodig heeft, maar iedereen kan iets doen.”
Wat laat jou niet los als het gaat om kindermishandeling?
“Dat het nog steeds een taboe is om erover te praten. Hierdoor lopen slachtoffers veel te lang rond met het idee: het is mijn schuld. In mijn pubertijd werd ik mishandeld door de depressieve partner van mijn moeder. Er was veel afgunst en er werd veel van mij verwacht, wat ik op jonge leeftijd nog niet aankon. Ik deed het nooit goed. Tijdens mijn pubertijd begon ik me daar verbaal tegen te verzetten, wat resulteerde in fysieke ruzies. Mijn moeder koos vanwege afhankelijkheid de kant van haar partner. Mijn vrienden wisten van niks, dachten alleen dat ik onhandig was met al mijn blauwe plekken. Thuis was niet veilig meer, waardoor ik op een dag wegliep. Ik nam het mezelf kwalijk, maar bij jeugdzorg kreeg ik nieuwe inzichten en leerde ik hoe een normale ruzie werkt. Ik ben inmiddels 25 jaar en gegroeid. Maar mijn eigenwaarde is aangetast, dat heelt niet zomaar. Als ik iets doe, ben ik snel onzeker: doe ik het wel goed? Dan hoor ik opnieuw de partner van mijn moeder: je doet het nooit goed. Ook als ik langs een speeltuintje loop waar een ouder heel boos reageert op een kind, triggert dat meteen. Dan voelt het alsof ik dat kind ben, maar voortaan denk ik wel: doe normaal tegen dat kind.”
Laat zien: ik ben er voor jou en ik blijf.
Hoe houd jij vast?
“Door anderen te helpen met mijn ervaring. Maar iedereen kan iets doen. Als je denkt dat het niet goed gaat met iemand, vraag dan gewoon: Hoe gaat het? Vraag het niet één keer, maar tien keer. Misschien laat iemand pas iets los bij de twintigste keer. Laat zien: ik ben er voor jou en ik blijf, want ik heb wel een idee wat er speelt, ook al benoem je het niet. Het is heel belangrijk dat iemand je écht ziet. Voor mij was dat mijn wiskundedocent. Hij toonde oprecht interesse, zonder oordeel. Voor mijn gevoel had ik hem uitgekozen: met jou wil ik praten, jou vertrouw ik. Iets wat anderen niet zomaar konden afdwingen. Met de zorgcoördinator van school had ik geen klik. Ik ben nu zelf ook ‘uitgekozen’ door een jongen die huiselijk geweld meemaakt. Als JIM bied ik hem een luisterend oor en geef ik tips: schrijf het allemaal eens van je af. Ook weet ik hoe ik hem kan benaderen. Als hij verdrietig is, geef ik geen onverwachte knuffel. Zo heb ik zelf ooit iemand van me afgeduwd en afgeschreeuwd die het niet verkeerd bedoelde. Ik vraag eerst: Mag ik je een knuffel geven? Deze kleine gebaren doen veel. Samen kunnen we veel overwinnen.”