Maak je je zorgen om iemand? Blijf er niet mee rondlopen. Misschien is er niets aan de hand, dat kan. Maar wat als je zorgen terecht zijn? Dan kun jij een belangrijke rol spelen in zijn of haar leven. De eerste stap die je kunt zetten, is erover praten. Met degene waarover je je zorgen maakt of met omstanders. Of met de persoon waarvan je denkt dat hij of zij degene waar je zorgen over hebt, niet goed behandelt. Op deze pagina vind je informatie en tips hoe je in gesprek kunt gaan.
In gesprek gaan is ook een van de vijf stappen van de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Professionals die met kinderen werken, zijn wettelijk verplicht om volgens deze Meldcode te werken.
Heb je advies of hulp nodig? Op deze pagina kun je zien bij welke organisaties je terecht kunt.
Als je een moment alleen kunt zijn met degene waarover je je zorgen maakt, is een praatje maken een goed idee. Laat merken dat je geïnteresseerd bent in hoe het met hem of haar gaat en bouw vertrouwen op. Zo weet deze persoon dat iemand hem of haar ziet en dat hij of zij niet alleen is. Stel voorzichtig een open vraag over dat waar je je zorgen om maakt. Zo weet je meer over hoe het met hem/haar of het gezin gaat.
Je zorgen maken om een ander is niet fijn. Helemaal niet als die zorgen gaan over huiselijk geweld. Gelukkig is er altijd iets dat je kunt doen. Je kunt bijvoorbeeld praten met de persoon om wie je je zorgen maakt. Hoe je dat doet, zie je in de video en onderstaande tips.
Wanneer je je zorgen maakt om een ander en vermoedt dat er in de thuissituatie iets aan de hand is, dan kun je een zorgverkennend gesprek voeren. Je voert dit gesprek wanneer je informatie wil delen met degene waar je je zorgen over maakt. Een zorgverkennend gesprek bestaat uit vijf fasen. Meer over het zorgverkennend gesprek zie je in dit filmpje van Veilig Thuis Midden-Brabant.
De kans is groot dat je niet weet of er iets aan de hand is. Misschien kun je ook in gesprek met de persoon waarvan je denkt dat hij of zij degene waar je zorgen over hebt, niet goed behandelt. Als je je er veilig bij voelt, kun je deze persoon eens vragen hoe het eigenlijk gaat. Als dat spannend is, kan je een ander vragen om samen het gesprek te voeren. Misschien is er niets aan de hand, of heeft deze persoon een ander probleem. Dan heeft hij of zij zelf ook hulp nodig. Je komt er pas achter als je het vraagt.
Een buurvrouw, leerkracht, familielid, vriend van de familie. Je bent vast niet de enige die degene waar je zorgen over hebt kent. En vast niet de enige die zich zorgen maakt. Praat met elkaar over je zorgen, want samen weet je vaak meer. Misschien hoorde jij iets en heeft een ander iets gezien. In dat geval kom je er samen achter of er iets aan de hand is. En als je je zorgen deelt, kun je ook samen nadenken over hoe je het slachtoffer kunt helpen.
Op school, de sportvereniging, muziekles en andere plekken waar kinderen veel komen, kunnen signalen opgevangen worden en kan het gesprek met kinderen plaatsvinden. Leerkrachten, trainers, begeleiders kunnen met kinderen praten wanneer zij iets opmerken waar ze zich zorgen over maken. Ook kinderen moeten weten waar zij terecht kunnen als ze hulp nodig hebben.
Lees hier meer over kindgesprekken en tips hieromtrent.
Het voeren van een gesprek leer je door training en oefenen. Er is een divers aanbod aan (regionale) trainingen over gespreksvoering.
Het ‘Praktijkboek praten met kinderen over kindermishandeling’ van Marike van Gemert biedt veel informatie en concrete handvaten voor professionals en hulpverleners om met kinderen en hun ouders te praten over kindermishandeling. Onderstaand algemene gesprekstechnieken en twee modellen, afkomstig uit het boek.
In gesprekken met kinderen over een onveilige thuissituatie is het van belang dat je het kind de gelegenheid geeft om zijn verhaal te doen en naar het kind luistert.
Het 5-fasenmodel is een model wat helpt om een gesprek gestructureerd te laten verlopen, zodat je enerzijds voldoende ruimte geeft voor het verhaal van het kind en anderzijds jouw professionele taak kan volbrengen zoals bijvoorbeeld signaleren.
Het model bestaat uit de volgende 5 fasen:
De complexe emoties en mechanismen waar deze kinderen mee te maken hebben, maken het uiterst ingewikkeld om te praten over de thuissituatie. Deze kunnen ervoor zorgen dat een kind zich fundamenteel onveilig voelt. Dat vraagt van jou als professional voortdurende aandacht voor het fundament waarop je, tijdens je contacten met het kind, bouwt. Dat fundament bestaat uit drie belangrijke pijlers waar het gesprek op rust, namelijk:
Je kunt de drie gesprekscirkels als volgt toepassen:
De eerste gesprekscirkel: het doel
Ben je bewust van wat je beoogt met het gesprek en van je eigen referentiekader waarmee je naar de situatie kijkt.
De tweede gesprekscirkel: samenwerking (bij kinderen: veiligheid in contact)
Blijf zoveel mogelijk naast de ouder staan in plaats van tegenover elkaar terechtkomen.
De derde gesprekscirkel: verantwoordelijkheid
Ben transparant naar de ouders over jouw professionele verantwoordelijkheid; wat is je volgende stap?
Het expertisecentrum stuurt drie à vier keer per jaar een nieuwsbrief.
Schrijf je hieronder in om de nieuwsbrief te ontvangen.